Het design van de Porsche 911 T
Als schilder exposeerde hij zijn werk in musea in de Verenigde Staten, maar wilde niet langer gebonden zijn aan zijn atelier. Als binnenhuisarchitect vond hij een nieuwe manier om zijn expressie te uiten. Michael is te gast in in de zesde aflevering van Eye for Detail, waar hij met het perspectief van een binnenhuisarchitect een Porsche 911 T reviewt.
Iedereen droomt, maar slechts sommigen maken er werk van. Zo is Porsche bijvoorbeeld ontstaan uit de vastberaden zoektocht naar de ultieme sportwagen. Op Discovered gaan we op zoek naar de nieuwe generatie dromers en brengen de unieke verhalen over hun drive en daadkracht.
Wat is jouw persoonlijke visie op design en vormgeving?
Design brengt mij in een bepaalde gemoedstoestand. Ik hou ervan om na een lange dag werken thuis te komen in een omgeving waar je direct verwend wordt. Mensen ontwikkelen hun smaak door de jaren heen. Je begint met een zeefdruk en eindigt met een groot abstract werk. Het is mijn taak om de klant te begeleiden in de mogelijkheden. Het is een samenwerking waarbij ik hen soms een spiegel voorhoud, maar vooral wil inspireren. Wanneer je om je heen kijkt, is er heel veel van dezelfde smaak. Ik heb iets tegen Instagram: iedereen doet alsof het zo divers is, maar als je goed naar de interieurs daar kijkt, komt steeds hetzelfde terug. Het is vaak tijdelijk design, terwijl ik juist van goede items hou die tijdloos zijn. Ik heb veel vrienden in de fashionindustrie, waar je een duidelijke omkanteling ziet naar duurzaamheid. Er wordt gerecycled en nagedacht over het milieu, wat in het hoogsegment van interieurarchitectuur nog beperkt aan de orde is. Er zijn vooral veel tijdelijke trends.
Hoe zou je jouw stijl omschrijven?
Eerlijk. Dat is het beste woord. Het is veel makkelijker om in zwart te schilderen dan in kleur. Wat ik daarmee wil zeggen is dat het heel makkelijk is om design uit te kiezen dat voor iedereen wel prima is, terwijl ik juist zoek naar iets wat écht bij diegene past. Iedere opdracht is anders, maar als je alle projecten naast elkaar ziet, zie je wel dat het van mij is. Mijn werk is stads. Het heeft een hoofdstedelijk gevoel, metropolitisch.
Welk effect hoop je op anderen te hebben met jouw werk?
Zowel met interieurarchitectuur als met mijn kunstwerken hoop ik dat mensen na tien jaar nog steeds vol trots zeggen: ‘Dit is van mij’. Natuurlijk bestaat er niet zoiets als een volledig tijdloos interieur, maar ik hoop dat ze in ieder geval heel lang tevreden zijn met dat wat ze hebben.
Waar komt jouw passie voor het vak vandaan? Wilde je dit al toen je jong was?
Ik ben altijd al creatief geweest. Daarbij zocht ik vaak de grenzen op. Toen ik jong was zat ik bij een graffiticlubje. Ik wilde graag origineel zijn. Ik stapte dan op mijn fiets met een emmer witte latexverf en maakte dan een volledige fietstunnel wit. Vervolgens bracht ik dan met spuitbussen in fluor Picasso-achtige lijnen aan. Nadeel was dat de politie altijd direct wist dat ik het was.
Hoe heeft jouw carrière zich tot nu toe ontwikkeld?
Hoewel ik aan de Hogere Hotelschool heb gestudeerd was ik altijd veel met kunst bezig. Docenten begrepen mij nooit. We moesten bijvoorbeeld een eigen restaurant runnen tijdens de opleiding, waarbij iedere week een andere klasgenoot het menu mocht bepalen. Dan had ik bijvoorbeeld een Dalí-week, met allemaal gekke dingen. Ik bleef altijd veel schilderen. Na mijn studie werd ik ontdekt door een galerie in de Verenigde Staten en maakte ik kunstwerken voor liefhebbers van over de hele wereld. Er is een sterke overlapping tussen schilderkunst en ontwerp. Naast het schilderen ben ik ook voor een binnenhuisarchitectenbureau gaan werken. Zes jaar geleden besloot ik om voor mijzelf te beginnen.
Hoe ziet een ‘doorsnee’ werkdag er voor jou uit?
Iedereen denkt dat ik altijd veel aan het ontwerpen ben, maar dat valt heel erg mee. Het is vooral iedereen in het gareel houden en zorgen dat alles goed verloopt. Enerzijds bezig zijn met het vormgeven van nieuwe projecten en het uitzoeken van bouwstoffen, anderzijds zorgen dat projecten goed verlopen. Hoe wordt het gebouwd? Klopt de afwerking wel? Het is heel divers.
Wat vind je het allerleukste aan je werk?
Wanneer een ontwerp klaar is, kabbelt een project altijd een beetje voort. Het kan soms wel een half jaar tot een jaar duren voordat het echt vorm begint te krijgen. Maar dan kom je op een punt dat het bijna af is. De klant is blij, iedereen is enthousiast. Dát moment. Daar krijg ik echt een kick van.
Waar ligt voor jou de grootste uitdaging?
Het hele kantoorgebeuren is niet echt mijn ding. Boekhouding en administratie: daar word ik niet gelukkig van. Je kunt wel mensen inhuren, maar dan nog moet je allemaal dingen voorbereiden.
Wie of wat zie jij als een grote inspiratie en waarom?
De omgeving en de klanten inspireren mij; zij vormen de basis voor mijn ontwerpen. Een penthouse in Amsterdam-Noord is totaal anders dan een klassiek grachtenpand. Naast de smaak en visie van de klant heb je te maken met de omgeving. Het moet kloppen. Historische relevantie is daarbij belangrijk. Bij nieuwe projecten duik ik vaak eerst in het stadsarchief op zoek naar oude foto’s om een gevoel van het gebouw te krijgen.
Wat is qua werk je grootste droom?
Dan komt het begin van mijn carrière toch weer om de hoek kijken. Ik zou heel graag een restaurant willen ontwerpen. Een plek waar veel mensen kunnen genieten van de ruimte en waar je net wat extravaganter te werk kunt gaan dan op een plek waar mensen moeten wonen. Dan ga ik voor surrealistisch, met invloeden van Dalí bijvoorbeeld.