Museumdirecteur Marian Duff put moed uit haar roots
Haar pop-up werd in no time het gelauwerde OSCAM-museum voor mode, kunst en vakmanschap. De selfmade curator Marian Duff is een unicum, in Nederland en tot ver buiten de grenzen. Van dag en nacht sokkels bouwen met collega’s tot bewonderd leider front row bij shows. Hoe vond Marian haar eigen pad? En hoe wist ze de moed op te brengen om haar visie te verwezenlijken? ‘Gezond zijn en blijven. En het werk kunnen doen dat de wereld mooier maakt, dat is mijn definitie van succes.’ Een gesprek als een lofzang voor het eren van je roots in alles wat je wil bereiken.
Iedereen droomt, maar slechts sommigen maken er werk van. Zo is Porsche bijvoorbeeld ontstaan uit de vastberaden zoektocht naar de ultieme sportwagen. Op Discovered gaan we op zoek naar de nieuwe generatie dromers en brengen de unieke verhalen over hun drive en daadkracht.
Wat was je gaan doen als je OSCAM niet had opgericht?
Hoogstwaarschijnlijk was ik ook van alles binnen het kunst- en cultuurveld gaan doen, meer op internationaal niveau, denk ik. Maar ik ben nu nou eenmaal erg gehecht geraakt aan de bewoners en de makers van stadsdeel Zuidoost. Als ik inspiratie wil opdoen bezoek ik wel zoveel mogelijk tentoonstellingen en musea buiten Nederland.
Je bent opgeleid tot journalist. Hoe ben je de museumwereld ingerold?
Ik liep als journalist rond bij de Amsterdam Fashion Week en zag hoe wit die wereld was. Toen heb ik de MAFB (Music and Fashion Battle, red.) medeopgericht; een showcase-wedstrijd en educatief programma voor modeontwerpers, haarstylisten, make-upartiesten en modellen uit Amsterdam Zuidoost. MAFB werd uiteindelijk nationaal bekend en verwierf ook bekendheid in Suriname en Frans-Guyana, waar mijn wortels deels liggen. Toen we voor de MAFB met depots uit musea begonnen te werken, ben ik als autodidactisch kunstcurator die wereld ingerold. Ik ben tentoonstellingen en programma’s gaan maken voor het Ons’ Lieve Heer op Solder, Amsterdam Museum, Centraal Museum Utrecht, Tropenmuseum en Museum Van Loon.
Hoe kwam je vervolgens tot het oprichten van een nieuw museum voor kunst, design, innovatie, mode en vakmanschap?
OSCAM was oorspronkelijk bedoeld als iets tijdelijks. Het Stadsdeel had me vanwege vijftig jaar Bijlmer gevraagd om iets te bedenken, maar ik had het te druk. Tijdens een werkreis in Suriname veranderde ik van gedachten. Ik was daar met Nederlands talent dat had meegedaan aan het MAFB-programma. Hun werk werd tentoongesteld in het museum van kunstenaar Marcel Pinas. Het kunstmuseum – een voormalig ziekenhuis – staat in Moengo, een dorp waar ooit de Surinaamse burgeroorlog woedde. Het grenst aan mijn familiedorp Albina. Marcel vertelde me over zijn filosofie en ik dacht: dat ben ik. De manier waarop hij de omwonenden weet te betrekken bij exposities en teruggrijpt naar zijn Aukaanse wortels vond ik zo inspirerend en herkenbaar. Bij thuiskomst heb ik tegen het stadsdeel gezegd dat ik een pop-upmuseum wilde opzetten in de wijk Ganzenhoef. In twee weken tijd heb ik met vier mensen zeventien kunstenaars geselecteerd, voornamelijk uit Zuidoost. We gingen samen naar de Gamma en hebben dag en nacht sokkels zitten maken. We hebben zelfs werken van Marcel uit Suriname laten komen.
Hoe ziet jouw meest spannende werkdag er nu uit?
Pfff, ik ben dankbaar voor elke nieuwe dag en elke nieuwe werkdag.
Je hebt ooit gezegd dat je dankzij het zelfvertrouwen dat je moeder je de moed gaf wist om OSCAM te starten. Hoe gaf zij jou die moed?
Mijn moeder toonde lef. Zij liet alles achter in Suriname en Frans-Guyana, ook mij en mijn broer. Één jaar later liet ze ons overkomen naar Nederland. Zij wist een nieuw bestaan op te bouwen. Dat alleen al gaf mij het vertrouwen dat er veel mogelijk is zolang je doorzet en in jezelf gelooft.
Je zoon voetbalt bij Ajax en klinkt minstens zo ambitieus als jij. Heeft hij het karakter van zijn moeder en grootmoeder geërfd?
Mijn zoon is mijn voorbeeld. Hij heeft zo een doorzettingsvermogen en discipline en is altijd positief, echt niet normaal. Ik vertel hem om altijd in zichzelf te geloven en ik vertel hem waar wij vandaan komen; Suriname, Frans-Guyana en Guyana. En dat we kinderen zijn van de Marowijnerivier in Zuid-Amerika en dat generaties voor ons hebben gestreden voor een beter bestaan. Elke avond voor het slapengaan spreken we onze dankbaarheid uit. Ik wil dat hij grounded blijft. Dankzij zijn ouders en Ajax heeft hij privileges. Hij wordt elke dag opgehaald door een Ajax-taxi, hoeft niet naar school te fietsen en heeft zijn eigen stoel in de Johan Cruijff Arena. En dan heeft hij ook nog eens een moeder en een vader die vrijwel altijd op de gastenlijst staan en front row zitten. Ik wil dat mijn zoon zijn lovely zelf blijft.
Wat is jouw definitie van succes?
Gezond zijn en blijven. En werk kunnen doen wat de wereld mooier maakt.
Welke OSCAM-tentoonstelling zal voor altijd belangrijk voor je blijven?
De eerste editie van Bout It in 2018, die ik samen met Kees de Koning maakte. We toonden muzikanten en muziekondernemers op hun favoriete plek in de buurt; mensen zoals Rotjoch, Latifah, Akwasi, Henkie T en MocroManiac. Je hoort hun roots doorklinken in hun muziek en ontdekt hoe deze 'journalisten' van de straten, flats, pleinen en velden van de Bijlmer en Harare hun muziek gebruiken om sociaal-cultureel begrip te vergaren en maatschappelijke vraagstukken te agenderen. Voor de tweede en derde editie van Bout It keken we ook over de grens, naar muzikanten van het Zimbabwaanse Magamba Network en naar Senegal. Tijdens die derde editie gaven we samen met Top Notch een podium aan vrouwelijke en non-binaire hiphopartiesten en hun bijdragen aan het genre.
Waarom heeft Bout It zo’n bijzondere plek in je hart?
Hiphop is mijn muziekliefde, OSCAM mijn nieuwste liefde, en mijn broer Morano een van mijn grootste liefdes. Morano is 47 en my number one fan. Bij de geboorte liep hij zuurstofgebrek op. Hierdoor heeft hij het IQ van een vierjarige. Voor de Bout It-tentoonstelling heb ik de Zuidoost-organisatie Stichting Jongeren Die Het Kunnen en het Amsterdam Museum gevraagd om jongeren met een beperking op te leiden tot museumhost. Tijdens de opening van de tentoonstelling hebben zij de bezoekers rondgeleid. Indirect is Bout It een ode aan mijn broer Morano en aan mensen met een beperking in het algemeen, opdat zij echt onderdeel mogen en kunnen zijn van de maatschappij Dat allemaal is waarom Bout It iets was die ik echt moest maken.
Hoe wil jij dat het museale landschap in Nederland eruit ziet over vijf of vijftig jaar?
Als een weerspiegeling van de samenleving.